Is God rechtvaardig? 

 

Romeinen 9 is voor velen een moeilijk hoofdstuk omdat men meent dat het hier gaat om de uitverkiezing voor het eeuwige leven. Men kan zich dan niet aan de indruk onttrekken dat God willekeurig te werk gaat.

Volgens mij gaat het daar echter helemaal niet over.

Het gaat in dit hoofdstuk over de verkiezing van Israël voor een taak als volk hier op aarde. Israël is door God uitverkoren om als zijn knecht hier op aarde Gods naam groot te maken. Dat zegt dus helemaal niets over al of niet behouden worden. Daar heeft deze verkiezing niets mee te maken. Hetzelfde geldt voor Jakob en Ezau. Er staat helemaal niet dat Jakob behouden zal worden en dat Ezau verloren zal gaan. Het gaat er om dat Jacob de hoogste plaats van God krijgt toegekend en Ezau op het tweede plan komt.

Het "Ezau heb Ik gehaat" moet je niet zo opvatten als wij normaal met het woord "haten" doen. Er wordt bedoeld dat Ezau uitgesloten wordt van de hoogste plaats. Dat zie je ook duidelijk in vers 12:"De oudste zal de jongste dienen". Wat heeft dat met behouden worden te maken? Er zal toch niet bedoeld worden dat Ezau Jacob in de hemel zal dienen?

In Lukas 14:26 staat:" Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn." Denk je nu werkelijk dat Jezus hier verlangt van ons dat we onze familie haten?

En op andere plaatsen lezen we juist dat we elkaar moeten liefhebben. Hier blijkt toch heel duidelijk dat het er om gaat dat je Jezus op de eerste plaats moet zetten en dat alle andere dingen, hoe belangrijk ook, op de tweede plaats moeten komen. Welnu, zo zit het ook met Jakob en Ezau. Jakob krijgt van God de eerste plaats en Ezau komt op de tweede plaats. Maar dat kan nog een heel belangrijke plaats zijn.

Het gebruik van deze teksten t.b.v. een uitverkiezing voor een eeuwig behoud is een zeer kwalijk gebruik van bijbelteksten. Dit is nu echt wat men noemt: de bijbel laten buikspreken.

 

Rom.9:15          Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn." (Exodus 33:19)

 

In de engelse AV vertaling staan alle zinsdelen in de toekomstige tijd.

In de NBG, Staten- en Voorhoeve vertalingen staat steeds het eerste deel in de tegenwoordige tijd en het tweede deel in de toekomstige tijd. In de Online Bible wordt uitdrukkelijk vermeld dat de nederlandse versies juist zijn. Is dat nu van belang? Beïnvloedt dat de inhoud? Waar denkt men vaak aan als men deze tekst leest?

Wil God hier nu zeggen dat Mozes zich niet met Gods zaken moet bemoeien omdat God Zelf wel zal bepalen wat Hij doet? Zegt God hier dat Hij soeverein is en Zich helemaal niets van de mens aantrekt? Gaat, zoals Paine schrijft, zijn soevereiniteit ten koste van zijn rechtvaardigheid?

Het frappante echter is dat deze tekst juist voorafgegaan wordt door vers 14 waar staat:

                 Wat zullen wij dan zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet.

Zou Paulus nu eerst zeggen dat God volstrekt niet onrechtvaardig is en dan een zin laten volgen, die met want begint, waaruit dus moet blijken dat God niet onrechtvaardig is, terwijl die zin juist zegt dat God wel onrechtvaardig is? Zou Paulus werkelijk zo dom zijn? Dat lijkt toch zeer onwaarschijnlijk voor zo'n geleerd man als Paulus.

Om iets meer te begrijpen moeten we naar Ex.33, want daar staat de tekst die Paulus hier citeert. Daar staat namelijk precies wat Mozes van God vraagt: nl. dat God met het volk mee zal blijven gaan. En dat is ook wat Paulus in dit hoofdstuk wil zeggen: dat God Zich niet definitief van Israël heeft afgewend, maar met hen doorgaat. Rom. 9:15 duidt dan ook helemaal niet op willekeur van Gods kant, maar op een vasthouden aan de ontferming waar Hij reeds mee begonnen was en het barmhartig blijven t.o.v. het volk Israël, waarover Hij reeds barmhartig was.

Paulus uit in Rom.9 zijn grote zorg om zijn volk Israël, dat de Christus maar niet wil aannemen. En vanaf vers. 6 houdt hij dan een uitvoerig betoog waarin hij aantoont dat het altijd al zo is geweest dat Gods beloften aan een deel van het nageslacht van Abraham en Izaäk voorbijgingen, maar dat er altijd een rest van Israël zal overblijven waarvoor die beloften zullen gelden. Rom. 9:27 zegt: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden.

We moeten dus beslist niet denken dat Israël heeft afgedaan, al lijkt dat er vaak op. Dat wil Paulus ons duidelijk maken.

Het zal nu duidelijk zijn dat alleen de Nederlandse vertalingen een goed begrip van Rom.9:15 mogelijk maken en dat de Engelse vertaling ons helemaal op het verkeerde spoor zet en zeer misleidend is.

 

Het hele verhaal over de boetseerder moet je in z'n verband lezen. En dan begrijp je ook dat het er hier weer om gaat dat een persoon of een volk voor een bepaalde taak wordt uitgekozen door God. Dat heeft alweer helemaal niets met "de uitverkiezing" te maken.

Vers 17 en 18 worden in vers 19-23 verder verklaard: De Egyptenaren en de Farao waren al voorwerpen des toorns. Zij hadden God reeds alle aanleiding gegeven om vertoornd te zijn. Een van die voorwerpen des toorns heeft Hij toen gebruikt om de heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming(=Israël).

Het volk Israël was daar ook voor bestemd, om Gods heerlijkheid te tonen.

Wil dat nu zeggen dat alle Egyptenaren verloren zijn gegaan omdat God hen buitengesloten heeft en dat alle Israëlieten behouden worden omdat zij de voorwerpen van ontferming zijn? Welnee, het gaat hier opnieuw om aardse taken die God toebedeelt. Het behouden worden hangt van iets heel anders af, namelijk van je geloof.