Onderwerp: uitverkiezing

 

Doel: 1. weerleggen van de leer van de uitverkiezing

2. benadrukken van de grootheid van Gods genade voor iedereen

3. benadrukken van de menselijke verantwoordelijkheid

 

 

Inleiding:

 

Probleembeschrijving:

Vorst van Liechtenstein. Zowel vorst als rechter. Vijf mensen die berecht worden vanwege een gezamenlijk gepleegde moord. Alle vijf zouden tot de doodstraf moeten worden veroordeeld. Maar de vorst heeft nog een paar schilders nodig voor de renovatie van zijn paleis. Daarom verleent hij gratie aan twee van de moordenaars, die schilder zijn van beroep.

Is dit rechtvaardig?

 

U zult begrijpen dat ik dit verhaaltje niet zomaar vertel. Er zijn namelijk veel christenen, vooral uit de reformatorische hoek, die menen dat God ook zo werkt. Zij menen dat God uit alle slechte mensen een beperkt aantal uitkiest voor Zichzelf, voor het eeuwige leven. Lees er de Dordtse leerregels maar op na. Omdat ik het kennen van God als uiterst belangrijk beschouw wil ik op de zaak van Gods soevereiniteit, zijn genade, en zijn macht, en onze vrije wil en onze verantwoordelijkheid wat dieper ingaan. En ik wil dat doen op de manier zoals van Paulus beschreven staat in Hand.17:2

 

Hand.17:2 En Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie sabbatten achtereen met hen gedeelten uit de Schriften, door aanhalingen uitleggende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze de Christus is, die Jezus, dien ik u predik.

 

Het gaat mij er nu niet om wat Paulus daar uitlegde, maar om de manier waarop hij dat deed. Wij vinden het nog wel eens vervelend als er te veel teksten worden aangehaald. Het moet niet te moeilijk worden. Misschien zijn we wel eens een beetje geestelijk lui. Maar Paulus behandelde een onderwerp niet even in één preek, maar hij deed drie weken over één onderwerp. Het onderwerp dat ik vanmorgen met u wil behandelen is eigenlijk ook te uitgebreid voor één ochtend. Toch wil ik proberen u vanmorgen iets duidelijk te maken over de relatie tussen Gods genade en onze vrije wil en onze verantwoordelijkheid.

 

TEKSTANALYSE:

 

Ezechiël 33:11 Zeg tot hen: zowaar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze werken. Want waarom zoudt gij sterven.

 

Hier zien we al de houding van God. Hij heeft er geen behagen in dat de mens, de kroon van Zijn schepping verloren gaat. Hij verlangt er naar dat de mens die van hem is afgedwaald zich tot Hem bekeert. Dat de mens die mogelijkheid ook heeft blijkt wel uit de oproep om zich te bekeren. Er is dus niet iets in die mens wat hem verhindert om zich te bekeren!

 

 

2Thes. 2:9 Daarentegen is diens komst (van de wetteloze) naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden.

 

Deze mensen gaan dus niet verloren omdat ze niet voorbestemd waren om behouden te worden, maar omdat ze de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben. Het is ze wel aangeboden, maar ze hebben zelf niet gewild. Ze hadden dat aanbod moeten aanvaarden. Dan was er ook voor hen redding geweest. Ze hadden behouden kunnen worden.

 

 

1Tim. 2:3 Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen. Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen;

 

In dit gedeelte heeft het woord "allen" een universele betekenis. Dus geen enkel mens uitgezonderd. Als God dit nu wil, waarom gebeurt het dan niet. Hij is toch soeverein. Dus gebeurt toch alles wat Hij wil? Het woord "wil" moet hier gelezen worden als "wenst". Het is Gods grote verlangen dat allen zich bekeren en daardoor behouden worden. Maar God wil ook dat het vrijwillig gebeurt. Hij wil geen marionetten van ons maken. Hij wil dat er liefde voor Hem is. En dat kan alleen vrijwillig. Je kunt niet tegen iemand zeggen: Hou van mij.

Er is één middelaar tussen God en mensen. Dit "mensen" is ook universeel. Het gaat om de hele mensheid. Het offer van Christus is voldoende om de zonden van alle mensen te verzoenen. Christus is dus niet alleen gestorven voor hen die behouden worden, maar voor alle mensen, ook voor hen die verloren zullen gaan. Het ligt dus niet aan God of je wel of niet behouden wordt. Hij heeft er van Zijn kant alles aan gedaan wat Hij kon. Hij heeft zijn eniggeboren Zoon gegeven opdat een ieder die gelooft niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe.

 

 

2 Petrus 3:9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.

 

Hier komt hetzelfde woord "allen" in voor als in 1Timotheus 2. Deze teksten laten er geen enkele twijfel aan bestaan dat God niemand uitsluit van het eeuwige leven maar dat de mens die zich niet bekeert dat zelf doet. De mens heeft een vrije wil en kan zelf kiezen voor of tegen God.

 

 

VRIJE WIL:

 

Er is geweldig veel geschreven en gediscussieerd over de vraag of de mens nu wel of niet een vrije wil heeft. Luther heeft daarvan gezegd dat de mens is als een pakdier dat of door God of door de satan wordt bereden en zelf geen enkele inbreng heeft. Hij doet precies zoals zijn berijder hem laat doen.

Erasmus, min of meer gedwongen om te reageren, heeft hierop geantwoord:

als de vrije wil niet meer bestaat, kan ik niet zien hoe de vraag betreffende de rechtvaardigheid en de barmhartigheid van God nog tot een oplossing kan worden gebracht.

en

het is een gave van God dat wij onze geest kunnen richten op wat tot ons heil dient en met de genade kunnen samenwerken.

 

Hadden Adam en Eva ook een vrije wil, en waarom denkt men dat die vrije wil er nu niet meer zou zijn? Zij kozen er met hun vrije wil toch voor om ongehoorzaam aan God te worden. Nergens in de Bijbel staat dat er op het punt van de vrije wil iets is veranderd na de zondeval.

 

 

2 Tim. 2:10 Om deze reden wil ik alles verdragen, om de uitverkorenen, opdat ook zij het heil in Christus Jezus verkrijgen met eeuwige heerlijkheid.

 

Dit is voor hen die geloven dat de christenen de uitverkorenen zijn toch wel een zeer merkwaardige tekst. Waarom doet Paulus alsof het zo sterk van hem af hangt dat er mensen behouden worden? Als God al voor de schepping bepaald heeft wie er behouden worden, dan hoeft Paulus zich daar toch niet zo'n zorgen om te maken? En dan hoeft hij er toch niets om te verdragen? En wat doet het woordje "ook" in deze tekst. Het woord komt zowel in de NBG als de Staten vertaling alswel in de engelse King James vertaling voor. Vooral de statenvertalers, echte Gomaristen, hebben zich waarschijnlijk niet gerealiseerd wat dit betekende. Als de christenen de uitverkorenen zijn, dan hoort dat woordje er helemaal niet tussen en is het een lelijke verschrijving van Paulus. Maar als we nu eens accepteren wat er staat en aannemen dat het woord "ook" er wel tussen hoort, wat betekent deze tekst dan? Dan is er blijkbaar een groep mensen die behouden wordt en is er daarnaast nog een groep, de "uitverkorenen", waarvan het nog niet duidelijk is of zij wel behouden worden en waar Paulus zich zeer bij betrokken voelt. Maar wie kunnen dat dan wel zijn?

Zou het hier niet gaan om het volk Israël? Zij zijn immers Gods uitverkoren volk. (Deut. 4:37; 7:6; Ez. 20:5;)

Zou Paulus daarom ook in vers 8 zo duidelijk stellen dat Jezus Christus uit het geslacht van David is? Ik denk van wel.

Paulus maakt ook in Rom 9:1-4 duidelijk hoezeer zijn broeders, de Israëlieten hem aan het hart liggen.

Rom 11:14 zegt ongeveer hetzelfde als 2Tim. 2:10

ik acht dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees en bloed mocht opwekken, en enigen uit hen behouden.

 

 

Romeinen 8:18 Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen van God.

 

Romeinen 8:28 Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.

 

vers 18 staat in de toekomende tijd en vers 30 in de voltooid tegenwoordige tijd. Toch gaat het in beide gevallen over de heerlijkheid. Gaat het hier nu om twee verschillende dingen?

Dit is voor mensen die in uitverkiezing geloven een heel duidelijke tekst en voor hen die er niet in geloven een heel moeilijke tekst.

Het is de vraag of deze tekst inderdaad zo duidelijk over een uitverkiezing spreekt in de zin van de Dordtse leerregels.

We zien in de eerst plaats dat degenen die geroepen zijn aan de voorwaarde moeten voldoen dat ze God liefhebben. Uit niets blijkt dat ze dat pas gaan doen nadat ze geroepen zijn. Dat is een gedachte die niet de uitverkiezing bewijst, maar er juist uit voortkomt.

De gedachte dat je eerst God moet liefhebben is in overeenstemming met de bijbeltekst die zegt dat allen die Hem oprecht zoeken Hem ook zullen vinden. (Matth.7:7 zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal open gedaan worden)

Ook zegt dit bijbelgedeelte dat het gaat om mensen die God van tevoren gekend heeft.

 

Matth 7:21-23 niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnen gaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.

Hier blijkt dat God mensen die niet leven in overeenstemming met zijn wil niet kent. God kent mensen die Hem zoeken en willen leven tot zijn eer.

 

 

TEVOREN

 

Nu ga ik even doorzagen over een heel belangrijk woord in dit gedeelte, namelijk het woord: TEVOREN.

Het woord tevoren komt een paar keer voor in dit gedeelte. Sommigen denken misschien dat hier bedoeld wordt voordat ze geboren werden. Daar lijkt mij echter geen reden toe. Het lijkt mij veel waarschijnlijker dat hier wordt bedoeld: voor het moment van de wederkomst van Christus, d.w.z. voor de verheerlijking waar in vs 30 over wordt gesproken. Ofwel voor het moment van de gelijkvormigheid aan het beeld van Christus waar in vs 29 van wordt gesproken. Het hele gedeelte vanaf vers 29 is in de verleden tijd geschreven maar dan wel terugkijkend van het moment van de wederkomst van Christus. Immers vers 30 eindigt met:"dezen heeft Hij ook verheerlijkt"

Nu zijn wij nog helemaal niet verheerlijkt. Immers de verzen 18-23 vertellen ons juist dat wij wachten op dat moment van verheerlijking maar dat wij nu nog zuchten in de verwachting van het zoonschap.

Toch is ook dit slot van vs 30 in de verleden tijd geschreven. Daaruit blijkt duidelijk dat het woord "tevoren" betekent: voor de wederkomst van Christus.

Ook in Col.1:5 komt het woord "tevoren" voor en wel als volgt:

Daarvan (van de hoop die in de hemelen is weggelegd) hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is.)

Hier is het wel heel duidelijk dat het gaat om de evangelie verkondiging die plaats vindt voor een moment in de toekomst.

Een andere tekst is 2 Petrus 3:17, waar staat:

Geliefden, daar gij het nu van te voren weet, weest op uw hoede, dat gij niet, door de dwaling der zedelozen meegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid: maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus.

 

 

GEKEND

 

Trouwens, ook de betekenis van het woord "gekend" in Rom.8:29 geeft aanleiding tot deze uitleg. De verklaring die de Online Bible geeft van het woord "ginosko" is:

1. to learn to know, come to know, get a knowledge of perceive. d.w.z. een leren kennen dat nog voor de komst van Christus zal gebeuren.

2. to become acquainted with. Dus ook hier weer het bekend worden met.

Het gaat dus om mensen die God in de tijd voor de wederkomst nog zal leren kennen.

 

CONCLUSIE:

 

Wat leren wij nu uit wat we tot nu toe gehoord hebben.

 

1. Dat de leer van de uitverkiezing die zegt, dat God al voor de schepping wist wie er allemaal zouden worden geboren en dat Hij van ieder al bepaald had wie er behouden zou worden, en die in zoveel kerken wordt geleerd niet met de Bijbel overeenstemt.

God kiest niemand vooraf uit en sluit niemand uit.

Zijn genade is voldoende voor alle mensen. Zijn genade is niet te klein en te beperkt waardoor er niet genoeg ruimte bij Hem zou zijn. Ik vind dat ook een zeer ernstige beschuldiging aan het adres van God.

Het is Zijn verlangen dat iedereen tot geloof komt.

 

2. Omdat God niet voor onze geboorte al heeft vastgesteld of we wel of niet behouden worden zijn we zelf verantwoordelijk voor onze houding tegenover God. Wij zijn er verantwoordelijk voor of we ons bekeren. Steeds weer lezen we de oproep om je te bekeren en nooit staat er dat je maar moet afwachten of je bekeerd wordt. Wij moeten zelf gaan geloven dat Jezus de redder der wereld is. Dat is niet een goed werk, want werken en geloven zijn twee totaal verschillende zaken! Jezus Christus, onze Heiland heeft aan het kruis van Golgotha het verzoenende werk volbracht. Dat is genoeg voor onze verzoening. Daaraan krijgen wij deel door in Hem te geloven. Dat ons geloof uit ons leven moet blijken is een andere, maar ook heel belangrijke zaak.

 

 

J.Reitsma

 

 

 

Het volgende kan eventueel worden toegevoegd.

 

Waarom zou er blijdschap zijn bij de engelen in de hemel als een zondaar zich bekeert, terwijl dit al lang vastligt en er dus niets onverwachts gebeurt? (Lk.15:10)

 

Als er nu geen uitverkiezing is, dan betekent dit dat het heil voor iedereen bereikbaar is. Maar het betekent ook dat er geen enkele reden meer is waarom een gelovige niet meer zou kunnen afvallen. En al die teksten die spreken over afval van gelovigen (Hebr.5: , Rom.11:22) hoeven niet meer op een uiterst geforceerde manier verdraaid te worden om ze te kunnen passen in een leer van predestinatie. Ze kunnen nu gewoon betekenen wat er staat. En dat vind ik aanzienlijk prettiger.

 

Rom.2:11 Want er is geen aanzien des persoons bij God

Dat betekent dat God niet kijkt naar wie je bent, of uit welk nest je komt, maar Hij kijkt naar je gedrag, zoals uit de voorafgaande verzen blijkt. Er is dus niet vooraf bepaald of je behouden zult worden, maar er wordt gekeken naar je gedrag om te bepalen of je gelooft.